
Shabkar Tsogdrug Rangdrol (1781-1851) was een Tibetaanse Boeddhistische yogī, geboren in Amdo, die een groot deel van zijn leven in eenzame meditatie in de bergen heeft doorgebracht. Als hij niet mediteerde, reisde hij door het land, vaak gevolgd door een groep leerlingen. In alle dorpen die hij onderweg aandeed, onderwees hij de mensen in de leer van de Boeddha.
Hij studeerde bij meesters van verschillende scholen. Het Dzogchen onderricht (de mystieke traditie binnen het Tibetaans boeddhisme) verkreeg hij van zijn belangrijkste guru Chögyal Ngakgi Wangpo, een Mongolische koning en discipel van de eerste Dodrupchen.

Shabkar was een begenadigd schrijver. Het meeste bekend is zijn gedicht: De vlucht van de Garuda. Het werd geschreven gedurende een drie jaar durende retraite op een eenzaam eiland in het Kokonormeer in Tibet. De tekst, die uit 23 zangen bestaat, laat in poëtische bewoordingen zien hoe een gevoel van vrijheid en ruimte kan ontstaan door een direct inzicht in onze eigen geest. Van deze zangen heb ik er zeven vertaald.
Daarnaast heeft hij ook veel liederen geschreven, vaak door de natuur geïnspireerd. Ik heb de Tibetaanse tekst van de door mij vertaalde liederen ontleend aan Sujata’s Songs of Shabkar (2011). De titels boven de Tibetaanse gedichten, tussen vierkante haken, zijn van mij.
De naam Shabkar betekent: witte kleding (zhabs dkar), mogelijk een verwijzing naar het feit dat hij een witte pij (of sjaal) droeg in paats van een oranje pij.
Van de Garuda zijn twee Nederlandse vertalingen verschenen, namelijk van Robert Hartzema (2010; De vlucht van de Garoeda: vanuit het Engels vertaald) en van Jan Willem Van Ee (2016; De wiekslag van de garoeda; vanuit het Tibetaans). De overige liederen zijn nog niet eerder in het Nederlands vertaald.