Śantideva, Bodhicaryāvatāra  (of: Bodhisattvacaryāvatāra).

Auteur en werk:

Śantideva leefde in de eerste helft van de 8e eeuw en onderwees in Nālandā, het belangrijkste Boeddhistische centrum van die tijd. Van zijn leven weten we heel weinig. Hij zou geboren zijn in Saurāṣṭra (het zuidwestelijk deel van het moderne Gujarat, een deelstaat in het westen van India). Hij zou de zoon zijn van koning Kalyanavarman, en de naam Śantivarman hebben gekregen. Toen zijn vader overleed en hij koning moest worden, verliet hij het paleis en ging het klooster in. Dit was op advies van de godin Tārā, die hem in de vorm van zijn moeder zou zijn verschenen.

Hij heeft enkele werken geschreven, waarvan de Bodhicaryāvatāra het meest bekende is. Het werk is vanaf de verschijning een uiterst belangrijk werk geweest in het (Tibetaanse) Mahāyāna-Boeddhisme. Het werd en wordt nog steeds als leerboek gebruikt en er zijn vele commentaren op geschreven. Het is een van de lievelingsboeken van de huidige Dalai Lama. Enkele verzen uit het tweede hoofdstuk zijn in de liturgie van de Tibetaanse monniken opgenomen en worden dagelijks door de monniken gereciteerd.

De letterlijke betekenis van het woord Bodhicaryāvatāra (bodhi-carya-avatāra) is: de weg (avatāra) tot de leefwijze (carya) die tot de innerlijke wijsheid (bodhi) leidt. Op basis van de vertalingen in het Tibetaans en Chinees neemt men evenwel aan dat de oorspronkelijke titel geweest zal zijn: Bodhisattvacaryāvatāra = De weg tot de leefwijze van een bodhisattva (iemand die de innerlijke wijsheid nastreeft).

De bodhisattva streeft naar verlichting of inzicht voor zichzelf en voor alle mensen en stelt zijn leven in dienst om dat te bereiken. De auteur schrijft op een heel persoonlijke en betrokken wijze over het pad dat de Bodhisattva in zijn leven aflegt. Vanuit compassie beoefent hij de zes volmaakte deugden of perfecties (sanskriet: pāramitā), te weten: vrijgevigheid (dānam), moreel gedrag (śīlam), verdraagzaamheid (kṣāntiḥ) enthousiasme (vīryaḥ), meditatie (dhyānam) en wijsheid (prajñā).

Het geven (dānam) is de belangrijkste deugd in de eerste drie hoofdstukken: de auteur schenkt de lezer/toehoorder inzichten over hoe men de verlichtingsgeest kan verwerven. De hoofdstukken 4 en 5 zijn gewijd aan de juiste levenswijze (śīlam).

De overige vier deugden hebben ieder één hoofdstuk (6 t/m 9) en hoofdstuk 10 tenslotte is een toewijding aan en lofprijzing van de levenswijze van de bodhisattva.

Het boek bevat dus tien hoofdstukken:

  1. bodhicittānuśaṁsaḥ – Het aanprijzen van de verlichtingsgeest.
  2. papadeśana – Het zuiveren van eerder gedane slechte daden.
  3. bodhicittaparagrahaḥ – Het omarmen van de verlichtingsgeest.
  4. bodhicittāpramadaḥ – De zorg voor de verlichtingsgeest.
  5. samprajanyarakṣaṇaḥ – Awareness, alertheid.
  6. kṣāntipāramtā – De perfectie van geduld, verdraagzaamheid.
  7. vīryapāramitā – De perfectie van enthousiasme.
  8. dhyānapāramitā – De perfectie van meditatie.
  9. prajñāpāramitā – De perfectie van wijsheid.
  10. pariṇāmanā – Toewijding.

Halverwege hoofdstuk 9 wordt de toon van het werk anders. Meer theoretisch dan praktisch. De auteur gaat daar in discussie met andere godsdienstige stromingen waarvan hij de opvattingen weerlegt. Het is mogelijk dat Śantideva in het midden van dit hoofdstuk is gestopt met schrijven, en dat een ander het werk heeft voltooid. Maar dat is een veronderstelling mijnerzijds [1].

Uitgaven:

De tekst is oorspronkelijk geschreven in het Sanskriet en in de achtste eeuw al vertaald in het Tibetaans en enige tijd later (9e eeuw?) in het Chinees. Omdat het Boeddhisme op een gegeven moment grotendeels uit India is verdwenen, is het vooral de Tibetaanse vertaling die door de eeuwen heen bestudeerd en becommentarieerd is. In de 19e eeuw heeft de belangrijke meester Dza Patrul Rinpoche ervoor gezorgd, mede door zijn leerlingen, dat de tekst in alle kloosters in Oost-Tibet werd onderwezen en bestudeerd.

De oorspronkelijke Sanskriettekst, die ten grondslag zal hebben gelegen aan de Tibetaanse en de Chinese vertaling, is niet bewaard gebleven. Hoe de overgeleverde Sanskriettekst(en) zich verhouden tot het verloren gegane origineel (en tot de vertalingen daarvan), weten we dan ook niet.

De eerste uitgave van de overgeleverde Sanskriettekst in Europa is van I.P. Minayeff (St. Petersbourg 1890). De Fransman Louis de La Vallée-Poussin heeft de Sanskriettekst uitgegeven samen met het enige commentaar dat in het Sanskriet is overleverd (dat van Prajñākaramati; 8e-9e eeuw). Deze uitgave ligt aan de basis van vrijwel iedere studie over de tekst (Calcutta 1901-1914). De verzen hierin zijn evenwel niet compleet.Door Minayeff en Vallée-Poussin zijn vijf handschriften geraadpleegd. Of er meer zijn, en zo ja, hoeveel dan, is me niet bekend. Er bestaat namelijk nog geen kritische editie van de tekst. Door P.L. Vaidya werden de Sanskriet-verzen van de uitgave Vallée-Poussin opnieuw uitgegeven, met toevoeging van de ontbrekende verzen (Darbhanga 1960). Bhattacharya heeft op basis van Vaidya’s uitgave een editie verzorgd van de Sanskrietverzen samen met de Tibetaanse verzen (Calcutta 1960).

Ik heb de uitgave van Bhattacharya genomen als basis voor de Sanskriettekst. Dit is ook de tekst die door de universiteit van Oslo op internet is gezet, samen met een Engelse vertaling. Ik geef mijn Nederlandse vertaling van hoofdstuk 3, mijns inziens het mooiste hoofdstuk, hieronder als download.

Er zijn veel vertalingen van dit werk (in vrijwel alle Westeuropese talen), waarvan er verschillende via internet toegankelijk zijn. Het werk is tweemaal in het Nederlands vertaald. De eerste keer in 1980 door Kloppenburg die de tekst uit het Sanskriet heeft vertaald onder de titel: De weg tot het inzicht. In de herdruk van dit boek heeft het een andere titel gekregen: Het pad van de Bodhisattva. De tweede Nederlandse vertaling is in 2008 verschenen, verzorgd door een groep vertalers van het Maitreya-instituut. Die vertaling is uitgegeven onder redactie van Van den Bogaert met als titel: Het pad van de bodhisattva-krijger. Dit boek is, hoewel de tekst uit het Tibetaans (en Sanskriet) vertaald heet te zijn, een vrijwel letterlijke vertaling van de Engelse vertaling van Batchelor van 1979.

Ik noem enkele (van de vele) uitgaven van de tekst en vertalingen:

  • Bodhisattvacharyāvatāra, edited by Vidhushekhara Bhattacharya. Calcutta (The Asiatic Society) 1960. Alleen de tekst in het Sanskriet (devanāgarī) en het Tibetaans.
  • University of Oslo, Faculty of Humanities: Bodhisattvacaryāvatāra, Sanskriettekst en Engelse vertaling. (internet)
  • Śantideva, Het pad van de Bodhisattva, Vertaald uit het Sanskriet en ingeleid door Ria  Kloppenburg. Amsterdam (Uitgeverij Dharma) 1980. De vertaling is van 1980; de herdruk met een toegevoegde inleiding van 1993, 2014.
  • Shantideva, Der Weg des Lebens zur Erleuchtung: Das Bodhicaryavatara. Aus dem Sanskrit übetragen und mit einer Einleitung versehen von Ernst Steinkellner. Kreuzlingen/München (Diederichs Verlag) 2005. 2e Auflage 2014.
  • A guide to the Bodhisattva way of life by Śantideva. Translated from the Sanskrit and Tibetan by Vesna A. Wallace and B. Alan Wallace. Ithaca, New York (Snow Lion Publications) 1997.
  • Bodhisattvacharyavatara, Shantideva, translated into English by Stephan Batchelor for the Library of Tibetan Works & Archives Dharmshala India 1979. (internet; incompleet: tot VIII.89).
  • Bodhisattvacharyavatara by Shantideva, translated from the Tibetan, as clarified by the Sanskrit by Alexander Berzin, 2004. (internet)
  • Bodhisattvacharyavatara. Translation (from the Tibetan) by Andreas Kretschmar, 2004. (internet; incompleet: hfdst. 1-4)
  • Shantideva, The Way of the Bodhisattva, Translated from the Tibetan by the Padmakara Translation Group. Boston & London (Shambala) 2008.
  • Shantideva, Acharya, Het pad van de bodhisattva-krijger. Het ondernemen van de beoefeningen van bodhisattva’s. Uit het Tibetaans vertaald door Hans van den Bogaert. Emst (Uitgeverij Maitreya) 2008. 2e druk 2009.

Secundaire literatuur:

  • Kunzang Pelden [2], The Nectar of Manjushri’s Speech. A Detailed Commentary on Shantideva’s Way of the Bodhisattva. Translated by the Padmakara Translation Group. Boston & London (Shambala) 2007. Reprint 2010.
  • A Lamp for the Path of the Middle Way. A Bitwise Commentary on Entering the Conduct; by All-Knowing Padma Karpo. By Tony Duff. Volume I: Chapters 1-4. Kathmandu, Nepal 2008. Kindle-edition 2011.
  • Dalai Lama, Geduld. Een uitleg van het zesde hoofdstuk uit de Bodhisattvacaryavatara van Acharya Shantideva. Emst (Uitgeverij Maitreya) 1999. Tweede druk 2009. Oorspronkelijk uitgegeven  in het Engels in 1997 door Snow Lion Publications, Ithaca, NY, USA.
  • Ensink, J., De grote Weg naar het Licht. Een keuze uit de literatuur van het Mahâyâna-Buddhisme. Uit het Sanskrit vertaald en toegelicht door J. Ensink. Amsterdam (Arbeiderspers) 1955. De Biecht [Tweede hoofdstuk van Śantideva’s Betreden van de weg nar de verlichting], p. 50-55.

[1] In een ‘levensbeschrijving’ van hem uit de 14e eeuw wordt verteld dat Śantideva tijdens het reciteren van zijn werk opsteeg en in de wolken verdween. Dit zou gebeurd zijn tijdens het 9e hoofdstuk. De luisteraars meenden toen zijn stem nog te horen en zij hebben het werk voltooid. Overigens zijn er verschillende commentatoren die eraan twijfelen of hoofdstuk 10 wel door Śantideva is geschreven. Mijn veronderstelling dat de auteur er halverwege hoofdstuk 9 al mee is gestopt, is misschien toch minder vreemd dan ze in eerste instantie lijkt.

[2] Pelden (geboren in Tibet 1862) was een leerling van Patrul Rinpoche.