De Rāmāyaṇa (‘de avonturen van Rāma’) is een episch gedicht van circa 25.000 verzen dat de lotgevallen verhaalt van Rāma, de legendarische prins van Ayodhyā, de hoofdstad van het rijk Kośala in Noord-India.
Het verhaal over Rāma is als gedicht bewaard gebleven, maar het is ook bekend in de vorm van toneelbewerkingen, verhalen (voor volwassenen en voor kinderen), poppenspelen, musicals, stripverhalen, films en zelfs als tv-serie. Hoezeer het verhaal nog steeds leeft onder het volk, blijkt onder meer uit het feit dat er nog ieder jaar Rāma-spelen in vele steden en dorpen van India worden opgevoerd. Overigens worden ook de afleveringen van de tv-serie sinds 1987 ieder jaar herhaald.

Al meer dan twee en een half millenia heeft dit verhaal een enorme invloed gehad op de mensen in India en in de omringende landen. Die invloed is te vergelijken met die van de Bijbel en de Koran. Iedereen in India is vertrouwd met de karakters uit het verhaal. Rāma wordt gezien als de ideale man, zowel op het punt van karaktereigenschappen als wat betreft zijn uiterlijk. Sītā wordt geprezen als de ideale echtgenote. En een ieder geniet van de wonderbaarlijke daden van de trouwhartige Hanumat en gruwt van de afschuwelijk streken van de demonenkoning Rāvaṇa en zijn manschappen.
Het verhaal is door de eeuwen heen steeds opnieuw verteld, niet alleen in India, maar in geheel Zuidoost-Azië. Er zijn daarnaast ook vele vertalingen en bewerkingen in de volkstalen: uit de 11e eeuw is er al een Tamil-versie van het verhaal bekend (door ene Kamban) en van de 16e eeuw dateert de beroemde bewerking van Tulsī Dās in het Hindi.
Zie voor verdere informatie zoals historische achtergrond, tijd van ontstaan, opbouw van het werk en tekstuitgaven de Inleiding.