Aanvankelijk wordt het woord mantra gebruikt voor een zin of een strofe die ontleend is aan de heilige boeken (de veda´s of de upaniṣaden) en waarin een godheid wordt aangeroepen en geëerd. Het woord mantra is afgeleid van het werkwoord man (denken), waar ook de Nederlandse woorden mentaal en mentor mee verwant zijn. Het woord mantra betekent letterlijk: een instrument om je gedachten te leiden. De beroemdste van alle mantra’s is waarschijnlijk de Gāyatrī-mantra, ontleend aan Ṛgveda III.62 (vers 10).

Deze mantra is bedoeld voor de zonnegod. Hij werd en wordt nog steeds door de brahmanen driemaal per dag opgezegd (bij zonsondergang, zonsopgang en tijdens het middaguur). Niet alleen de zon werd evenwel met een strofe uit de heilige teksten aanbeden. Dat gold voor vele goden. Iedere god had zijn eigen mantra. Deze mantra’s werden niet alleen opgezegd, maar er werd ook op gemediteerd.
In later tijd wilde men ook jongere goden (zoals Ganeśa) en vergoddelijkte personen (zoals Patañjali) aanbidden en eren met een mantra. Dan wordt het principe dat de tekst uit de heilige boeken genomen moet worden, losgelaten. Iedere korte strofe, die bedoeld is om te eren, wordt dan een mantra genoemd. De volgende mantra is bijvoorbeeld voor Ganeśa:
oṁ vakratuṇḍāya huṁ | oṁ vakratuṇḍāya huṁ | vakratuṇḍāya dhīmahi | vakratuṇḍāya dhīmahi | gaṇeśa avatāra namaḥ || (OM. Voor Gaṇeśa. HUM. OM. Voor Gaṇeśa. HUM. Laten wij mediteren op Gaṇeśa. Laten wij mediteren op Gaṇeśa. O Gaṇeśa, O god die hier op aarde verschenen zijt, voor U buig ik.)
In de mantra voor Ganeśa hierboven komt de lettergreep HUM voor. Men koppelt de klank HUM aan deze bepaalde god. Zo hoort bij Sarasvati de klank AIM. Als op deze wijze een lettergreep wordt gebruikt om een god aan te roepen, spreken we van een bīja-mantra (letterlijk: zaad-mantra). De beroemdste van alle bīja-mantra’s is de klank OM (of AUM), die als de oorsprong van alle klanken wordt gezien. Hij behoort bij Brahman.
In de yoga-praktijk wordt veel gebruik gemaakt van bīja-mantra’s. Het gaat bij deze mantra´s niet zozeer om de woorden (ze hebben namelijk geen betekenis) maar om de klank en de uitwerking van de trilling ervan in het lichaam. Elk van de elementen (en het bijbehorende cakra in het lichaam) heeft zijn eigen bīja-mantra: LAM (aarde en 1e cakra ), VAM (water en 2e cakra), RAM (vuur en 3e cakra), YAM (lucht/wind en 4e cakra), HAM (ether en 5e cakra). Het 6e cakra heeft OM (kort) en het 7e cakra OM (lang).
Ook het Boeddhisme kent mantra’s voor de diverse boeddha’s en bodhisattva’s. Deze worden uiteraard niet aan de heilige boeken van de Hindoes ontleend. Maar de functie van de mantra is gelijk aan die in het Hindoeïsme. De boeddha of bodhisattva wordt ermee geëerd en er wordt op de woorden van de mantra gemediteerd.
In sommige gevallen wordt de mantra herhaald en is dan bedoeld als een continue recitatie. Men gebruikt dan vaak een mālā (gebedssnoer, vergelijkbaar met de rozenkrans in de katholieke kerk) om het aantal gereciteerde mantra’s te tellen.
De Sanskriet mantra’s zijn hier alfabetisch geordend op de naam van de god of de persoon die wordt aangeroepen. Het gaat dus om korte teksten (zie voor langere teksten de afdeling Liederen). Als niet duidelijk is wie of wat er wordt aangeroepen, telt het eerste woord. Dus: Agni (god), Amitabhā (boeddha), Asato (het niet zijn), Brahman (god) etc.