Kālidāsa is zonder enige twijfel de grootste dichter en toneelschrijver die India ooit gekend heeft. Zijn werk is wereldberoemd en sommige van zijn dichtwerken zijn in vele talen vertaald. Over de dichter zelf weten we evenwel maar heel weinig.
Literatuuronderzoekers veronderstellen op grond van zijn werk dat hij rond 500 geleefd heeft en dat hij mogelijk afkomstig is geweest uit het huidige Ujjain. Hij zal een brahmaan zijn geweest met een grote verering voor god Śiva. Bijna al zijn werken zijn aan deze god opgedragen.

Zijn meest beroemde werk is de Meghadūta (lett.: de wolkbode) waarvan ik hier een complete vertaling geef. Velen beschouwen deze Meghadūta als het meesterwerk van Kālidāsa. Het vertelt het verhaal van een yakṣa, een halfgod, die als straf door god Kubera voor een jaar vanuit de Himālaya naar Centraal India wordt verbannen. Daar ziet hij aan het begin van het regenseizoen een wolk aan komen drijven en hij vraagt deze wolk om zijn boodschapper te zijn en een bericht aan zijn geliefde over te brengen. De boodschap is in wezen maar kort. De routebeschrijving, die ons van Centraal-India tot de Himālaya voert, daarentegen zeer uitgebreid. Ieder vers van dit gedicht is een juweeltje. De dichter laat zich kennen als een woordkunstenaar, iemand die in staat is via woorden en beelden een wereld op te roepen voor de lezer die deze voordien niet kende. Een wereld waarin de liefde de stuwende kracht is, die alle fenomenen op de een of andere wijze beroert en tot leven wekt.
In april 2020 zou ik op een bijeenkomst t.g.v. de presentatie van het boek De Wolkenboodschapper van Evert Schneider een lezing houden over deze tekst. Door de maatregelen i.v.m. corona is deze bijeenkomst niet doorgegaan. Ik heb de lezing op deze site geplaatst: De Meghadūta, vers 1. Wie hem wil lezen kan hem hieronder downloaden.
Voor de volledigheid geef ik hier nog even een overzicht van het werk van Kālidāsa.

Hij schreef drie toneelstukken: Mālavikāgnimitram, Vikramorvaśīyam en Abhijñānaśākuntalam. Het laatste toneelstuk is het meest bekende. Het is aan het einde van de achttiende eeuw als eerste werk van Kālidāsa in het Engels en in het Duits vertaald (en heeft onder meer de bewondering van Goethe opgewekt). Het is in het Nederlands vertaald als: Śakuntalā. Drama in zeven bedrijven (Deleu 1977). Wat de taal van dit toneelstuk betreft, is het opmerkelijk dat de mensen van stand (de adellijke hoofdpersonen) Sanskriet spreken, maar dat de mensen van lagere stand (bedienden, visser, herbergier etc.) de volkstaal spreken, een soort Prakrit.
Naast de toneelstukken heeft Kālidāsa twee uitgebreide epische gedichten geschreven. Het eerste epische gedicht is de Raghuvaṁsa (Het geslacht van Raghu), dat helemaal gewijd is aan het geslacht van de Zonnedynastie, met Raghu als de voorvader van o.m. Rāma. Het tweede epische gedicht is de Kumārasambhava (De geboorte van Kumāra), waarin de totstandkoming van het huwelijk tussen Śiva en Pārvatī wordt beschreven, voorafgaand aan de geboorte van hun zoon Skanda.

En tot slot heeft Kālidāsa dan ook nog twee lyrische gedichten geschreven: Ten eerste de Ṛtusaṁhara, die in het Nederlands vertaald is als: De Kringloop der Jaargetijden (Loman 1971, 2002). Hierin beschrijft hij de zes jaargetijden die men in India onderscheidt en de invloed daarvan op het liefdesleven. En ten tweede de hierboven al genoemde Meghadūta, die in het Nederlands vertaald is als: De Wolkbode (Loman 1971), als: De Wolkenboodschapper (Schneider 2019) en nogmaals als: De Wolkbode (Mulder 2020). Mijn vertaling is hier te downloaden.