Tsangyang Gyatso, de zesde dalai lama

Nadat de vijfde dalai lama in 1682 was overleden heeft de toenmalige regent in Tibet dit vijftien jaar geheim gehouden. Dit versterkte zijn eigen machtspositie uiteraard. Hij liet echter na enkele jaren wel een zoektocht organiseren naar de incarnatie van deze lama en vond een klein jongetje dat werd geselecteerd als de zesde dalai lama. Het jongetje werd met zijn ouders naar een geheime plek overgebracht en kreeg daar zijn religieuze opvoeding. In 1697 werd bekend gemaakt dat de vijfde dalai lama was overleden en toen werd meteen Tsangyang Gyatso als zesde dalai lama geïnstalleerd.
De jongeman had echter geen enkele interesse in het uitvoeren van de taken die zijn nieuwe functie met zich meebracht. Hij deed op een gegeven moment zelfs afstand van zijn monniksgelofte. Daarna ging hij gekleed in blauwe zijden gewaden, droeg zijn haar lang en had ringen aan zijn vingers. Hij hing rond in bars, hij dronk, en hij was geliefd bij de vrouwen. En ondertussen speelde hij op zijn muziekinstrument en zong daarbij de liederen die hij zelf had gedicht.
Zowel geestelijke als wereldlijke leiders waren zeer ontevreden over de nieuwe dalai lama, hoewel deze veel steun had bij het gewone volk. De regent wilde hem uit zijn ambt ontzetten en vond daarbij steun van de wereldlijke overheid, de Mongoolse keizer Kangxi, die in Peking resideerde. Er werd besloten dat de jongeman aan het keizerlijke hof moest verschijnen. De reis van Tibet naar Peking heeft hij niet overleefd. Hoe hij is gestorven is niet duidelijk geworden. Zijn de ontberingen van de reis hem teveel geworden? Is hij ziek geworden? Is hij vermoord? Of is hij ontsnapt en heeft hij in vermomming verder geleefd (wat het volk graag wilde geloven)? Men weet het niet.
Er moest nu een nieuwe (echte) opvolger voor de vijfde dalai lama worden gevonden. De regent stelde een monnik voor (waarschijnlijk zijn natuurlijke zoon), die door de kerkelijke leiders werd geaccepteerd en die onder de naam Yeshe Gyatso de nieuwe dalai lama werd.
Tsangyang Gyatso is dus als dalai lama niet echt geslaagd, maar als dichter heeft hij wel een zekere roem verworven. In zijn eigen tijd al, maar ook door de eeuwen heen. Hij schreef vooral vierregelige versjes. De discrepantie tussen zijn ‘roeping’ en zijn werkelijke verlangens worden onder meer verwoord in het volgende vers:
Tijdens mijn meditatie kan ik de gelaatstrekken van de lama niet in mijn geest oproepen. Maar het gezicht van mijn geliefde heb ik duidelijk voor ogen, zelfs zonder meditatie!
Hoewel zijn verzen maar kort zijn en hoewel ze geschreven zijn in een eenvoudige taal, hebben ze door hun schoonheid veel mensen in de loop der eeuwen ontroerd. Sommige worden nog heden ten dage als volksliedje door de Tibetanen en de Chinezen (!) gezongen.

Vandaag, de dag van de volle maan, wordt gezien als een grote dag; maar voor de haas in het midden van de maan is deze dag het begin van het einde.
Het is overigens niet zeker of alle hier door mij vertaalde verzen inderdaad van de dalai lama afkomstig zijn. Het is mogelijk dat enkele verzen van andere dichters zijn en dat die later aan de door het volk zo geliefde dichter zijn toegeschreven.