De volledige titel van Caraka’s werk luidt: Agniveśa’s verhandeling verfijnd en van verklarende aantekeningen voorzien door Caraka en bewerkt door Dridhabala. Caraka wordt aan het eind van ieder hoofdstuk genoemd als de editeur van het onderricht dat Atreya aan Agniveśa heeft gegeven. Hij wordt in een Chinese tekst van 472, die een vertaling is van een Sanskriettekst, genoemd als hofarts van koning Kaniṣka (1e helft 2e eeuw in Noord Afghanistan). Hij zou dan in de 2e eeuw geleefd hebben. Anderen veronderstellen dat hij al in de 8e eeuw BC heeft geleefd, dat hij afkomstig is uit Kashmir en werkzaam is geweest aan de medische universiteit van Taxila rond 760 BC.

De vermoedelijke ontstaanstijd van Caraka’s werk hangt natuurlijk samen met de periode waarin hij geleefd heeft. Het lijkt in ieder geval wel zeker dat hij de lessen van oudere artsen, die via mondelinge overdracht bewaard waren gebleven, heeft bewerkt en aangevuld. Hij is evenwel halverwege deel 6 gestopt en in de 3e eeuw heeft Dridhabala, afkomstig van Kashmir, het werk afgemaakt. Het werk bevat 120 hoofdstukken in proza en poëzie, verdeeld over 8 delen:

  1. sūtra-sthānam – over pharmacologie, voeding, leefwijze, sommige klachten en behandelingen, dokters en kwakzalvers, en verschillende onderwerpen uit de filosofie etc.
  2. nidāna-sthānam – over de oorzaken van de acht belangrijkste ziekten.
  3. vimāna-sthānam – over diverse onderwerpen zoals smaak, voeding, algemene pathologie en medische studies.
  4. śārīra-sthānam – over filosofie, anatomie en embryologie.
  5. indriya-sthānam – over diagnose, prognose en de zintuigen
  6. cikitsā-sthānam – over therapie, rasāyana’s en afrodisiaca.
  7. kalpa-sthānam – over farmacologie.
  8. siddhi-sthānam – over verdere behandelingen en zuiveringsmethoden.