De leidende rol van Guðmundsson in de IJslandse filmwereld werd overgenomen door Óskar Gíslason. Hij was op de een of andere wijze betrokken geweest bij de productie van de Saga of the Borg family (1919) en was sindsdien diep onder de indruk van het nieuwe medium film. In 1944 begon hij met documentaires (o.a. de Lýðveldisstofnun, ter gelegenheid van de stichting van de republiek) en korte filmpjes. Maar pas in 1950 met The Last Farm in the Valley (IJslands: Síðasti bærinn í dalnum) weet hij het grote publiek te bereiken. Hij maakt gebruik van spookkastelen en van magische figuren die van vorm kunnen veranderen. De film wordt zeer gewaardeerd door het publiek: 25% van alle IJslanders heeft de film gezien.

Na een korte comedie (Töfraflaskan; 1951) start hij de productie van zijn meest belangijke en tevens controversiële film, gebaseerd op een toneelstuk: Greed (Ágirnd; 1952). Twee noviteiten in deze film: de regisseur is een vrouw (Svala Hannesdóttir), en de film speelt in de hoofdstad en niet op het platteland. Alles draait om een streng parels dat een priester in het begin van de film steelt van een stervende vrouw. De kerk veroordeelde de film (blasfemisch) en verdere vertoning werd verboden. Svala hield het verder voor gezien en heeft geen andere films meer geregisseerd. Óskar Gíslason kwam het financiële debacle maar nauwelijks te boven, maar hij blijft wel bezig. Eerst een korte komedie The World Champion (IJslands: Alheims-Íslandsmeistarinn; 1952) en daarna een bewerking van een toneelstuk van Kvaran A new Role (IJslands: Nýtt hlutverk; 1954) met Kvaran als regisseur, dat handelt over een vissersfamilie in de hoofdstad. Daarna stopt hij met film maken.

De jaren zestig en zeventig gebeurde er niet veel in de IJslandse filmwereld. Er verschenen slechts enkele films. In 1962 een IJslandse film Gógó (The GoGo Girl), onder regie van Erik Balling. En vervolgens in 1967 in co-productie met Zweden en Denemarken een film Hagbard and Signe, geïnspireerd door de Gesta Danorum, een twaalfde-eeuws geschiedwerk van Saxo Grammaticus.

In 1973 was er een grote vulkaanuitbarsting op het eiland Heimaey, het grootste van de Westmann-eilanden, aan de zuidkust van IJsland. Doordat de mogelijkheden om te filmen binnen ieders bereik waren gekomen, is dit de eerste grote ramp in IJsland waarvan tijdens de maanden waarin de gebeurtenissen zich voltrokken, filmbeelden zijn opgenomen (in zwart-wit). Deze verschillende beelden zijn later gemonteerd tot een indrukwekkende drie uur durende documentaire: Ég lifi.

Het duurt tot 1980 voor er weer een grote filmproducer van zich laat horen, nl. Friðrik Þór Friðriksson. Een nieuwe periode in de filmgeschiedenis breekt aan.