De IJslandse filmgeschiedenis begint in feite met een korte documentaire van de Amsterdamse jongeman Franz Nöggerath in 1901. Zijn vader, die een bioscoop in Amsterdam had (later opgegaan in Tuschinski), had hem naar een bedrijf in Engeland gestuurd om het vak van filmproducent te leren. Hij kreeg daar als opdracht filmbeelden van IJsland te maken. Zijn beelden betreffen voornamelijk de natuur, de hardwerkende schapenboeren en de visindustrie. Deze filmpjes zijn niet bewaard gebleven.

De eerste film die in IJsland speelt, is The Outlaw and his wife (Zweeds: Berg-Ejvind och hans hustru), van Victor Sjöström (1918), een filmbewerking van een toneelstuk dat veel succes had in Scandinavië, Duitsland en Engeland. De hoofdpersoon is een IJslandse balling die met zijn vrouw in de barre Hooglanden van IJsland moet zien te overleven. Hoewel de film in IJsland speelt, is hij niet in IJsland opgenomen, noch wordt er IJslands gesproken. Wat wel IJslands is: de nadruk op de indrukwekkende kracht van de natuur, die alom aanwezig is en de achtergrond vormt van het harde leven van de bewoners.

De saga´s, die ook in de tegenwoordige tijd nog gelezen en tot voor kort ook geschreven werden, zijn een belangrijk onderdeel van de IJslandse literatuur en het is dan ook geen wonder dat een volgend filmproject (in 1920) gebaseerd is op een saga, een filmbewerking van een boek van Gunnar Gunnarsson: Saga of the Borg family (IJslands: Saga Borgarættarinnar). Hoewel de filmproducent een Deen was (Ijsland was in die tijd nog deel van het Deense rijk) en de voertaal Deens is, is deze film als eerste helemaal in IJsland opgenomen.

De eerste echt IJslandse productie is een korte komische fim, The adventures of Jón and Gvendur (IJslands: Æventýri Jóns og Gvendar), geschreven, geproduceerd en geregisserd door Loftur Guðmundsson in 1923. De film is geïnspireerd door het werk van Charlie Chaplin.

Guðmundar Kumban schrijft een filmscenario gebaseerd op zijn toneelstuk: Hadda Padda, dat op IJsland speelt, maar waarin de scenes binnenshuis in Denemarken zijn opgenomen en de scenes buitenshuis in IJsland. Zijn film wordt geregisseerd door de Deen Hansen. De samenwerking met Hansen leidt ertoe dat Kamban in 1926 een filmscenario schrijft dat niet op een toneelstuk is gebaseerd: The Sleeping House (Deens: Det sovende hus). Dit stuk speelt echter vrijwel helemaal in Denemarken. Kumban heeft niet meer films gemaakt.

Guðmundsson daarentegen is wel doorgegaan met zijn filmcarriere. In 1924 maakt hij een documentaire over de twee vliegeniers die een reis rond de wereld maakten en een stop hadden in Reykjavik, Hnattflugið. En in 1925 volgde de documentaire Iceland in Living Pictures (IJslands: Ísland í lifandi myndun), gevolgd door andere documentaires, o.a. over de visindustrie in zijn land (Íslenzkur iðnaður; 1931). Daarna is het een lange tijd stil in de filmwereld, gedurende de jaren van de depressie en die van de tweede wereldoorlog. Als IJsland in 1944 onafhankelijk wordt, is Guðmundsson evenwel de eerste die weer aan de slag gaat. Verschillende korte documentaires zien het licht, o.a. over het leven in de hoofdstad, en over het boerenbedrijf. En dan, in 1949, verschijnt zijn eerste grote film in kleur die volledig in IJsland speelt, en waarin IJslands gesproken wordt, Mountain and Shore (IJslands: Milli fjalls og fjöru). Opvallend in deze film is de tegenstelling tussen stad en platteland, een thema dat in latere films veelvuldig terug zal komen. In 1951 verscheen zijn laatste film (met een andere regisseur), The Pauper (IJslands: Niðursetningurinn), een verfilming van een verhaal van Jón Mýrdal. In 1952 overlijdt hij.

Toch moet in deze periode nog één belangrijke documentaire vermeld worden. Op 17 juni 1944 werd IJsland een onafhankelijke republiek. De band met Denemarken was voorgoed verbroken. Nog steeds is 17 juni de nationale feestdag in IJsland. De festiviteiten die op deze dag plaatsvonden werden gefilmd door Óskar Gíslason: Lýðveldisstofnun (lett.: De stichting van de republiek). Drie dagen later werd de documentaire van een uur al vertoond. Een topprestatie!

Alle films en documentaires uit de periode vóór 1949 (toen Milli fjalls og fjöru verscheen) zijn in zwart-wit en zonder geluid. Eventuele tekst en/of achtergrondmuziek werd later toegevoegd.